Wel honderden

Persoonlijk

Ik heb wel honderden verhalen. Niet altijd hele blogs met een kop en staart, maar anekdotes die te pas en te onpas oppoppen. Gekke uitspraken. Onverwachtse manoeuvres. Mooie metaforen. Bijzondere momenten.

Als ik een motor voorbij zie scheuren, denk ik bijvoorbeeld vaak aan Khalid. Aan hoe hij vol bravoure en met een twinkeling in zijn ogen kon vertellen over die ene wilde achtervolging. Ik zie hem zo voor me, rondjes rennend door de kamer om me te laten zien welke scherpe bochten hij allemaal had genomen. “Ik zeg je eerlijk Eveline, ik was bíjna ontsnapt”. Tuurlijk jongen.

Als ik op tv naar boer Ayoub kijk, denk ik steeds vol trots aan Bilal, ‘mijn eigen’ boer Ayoub. Een jongen met een voorwaardelijke PIJ, die me beloofd heeft die allerlaatste kans te grijpen en óók contact te houden als het juist wel goed zou gaan. Trots appte hij me op een dag een foto van zijn laatste stagedag. In een veel te grote overall, te midden van een kudde koeien, keek hij lachend in de camera. Hij had een 9 gehaald.

Lees ik ergens het woord ‘bosschage’ (wat ik overigens maar een vreemd woord blijf vinden), dan zie ik meteen Youssef liggen. Muisstil, plat op de grond in zijn nieuwste trainingspakkie. In geuren en kleuren deed hij zijn verhaal later in de cel, terwijl hij verwoed probeerde de vlekken uit zijn witte pak te wrijven. Over hoe hij dacht de agenten te slim af te zijn, maar ‘gilde als een leipe chick’ toen de politiehond ineens voor zijn neus stond.

Iedere keer dat ik in de yogastudio een lange, slungelige man zie die zich onhandig in allerlei bochten staat te wringen, denk ik met een glimlach aan Cyril. Aan hoe trots hij was toen hij zijn begeleider er van overtuigd had om yoga in te voeren op de groep. Naast blowen was dat het enige dat zijn lijf rustig kon maken. Hij trommelde alle jongens op. Een hele club straatjochies in downward facing dog? Dat moet je zien.

Zodra de buurtkinderen de straat weer met stoepkrijt hebben versierd, zie ik telkens Collins ontsnappingsplan voor me. Diezelfde stokpoppetjes met harkhanden verrijkten ook de schatkaart die hij voor ons had achter gelaten. ‘Ik ga weg, maar jullie moeten me wel zoeken’, leek het te zeggen. Ik schiet in de lach als ik terugdenk aan de dikke, boze wenkbrauwen die hij op alle gezichtjes had getekend.

En als ik op de kermis een stel kinderen gelukzalig boven een bord poffertjes zie hangen, kijk ik als het ware even in de ogen van Rowan. Een jongen die zo in de knoop zat met zichzelf, maar vanaf de crisisgroep eindelijk weer durfde te genieten van eten. Met zijn vingertoppen roffelde hij op tafel toen de groepsleider meer en meer poedersuiker op de grote stapel poffertjes bleef strooien. Dat ik er ook een paar mocht, was zijn vredesoffer dat ik zonder morren aannam.

Ik heb wel honderden verhalen. Groot en klein. Ze wandelen door mijn werk, maar meer nog door mijn leven heen. Ze verrijken het. Op de meest onverwachtse momenten komen ze op mijn pad. Ik zou niet zonder willen.

 

 

Deel dit artikel:

Uitgelichte afbeelding

Het contact met jongeren en de gezinnen om hen heen vind ik het mooiste stukje van mijn vak. Die vijf minuten in een gesprek waarin een norse puber – die mij nauwelijks kent en die niet zit te wachten op mij – toch ineens de deur een stukje open zet en me echt toelaat. Goud.
linkedin

Terug naar boven