Straatstage
Geschreven door Eveline Verburg
Leestijd: minuten
Voor de tweede keer deze week sta ik hem op te wachten bij de deur van het cellencomplex. “Yooo Eveline!” roept hij door de gang zodra hij me ziet. Zijn advocaat had hem al verteld dat ik nog een keer langs zou komen. Hij had zich er op verheugd. De dagen duren lang hier, iedere afleiding is welkom. En bovendien konden we het de vorige keer wel goed met elkaar vinden.
De rechter-commissaris heeft zijn inverzekeringstelling verlengd, wat betekent dat hij langer dan de maximale drie dagen op het bureau moet blijven. En aangezien dat bij ons om de hoek zit, is een extra bezoekje een kleine moeite.
Mijn advies aan de rechtbank weet hij al: ik kan er niks beters van maken dan dat hij in afwachting van een nieuw, beter plan terug moet naar de gevangenis. Iets wat hij gelaten ondergaat, omdat hij ook wel weet dat hij daar zelf een hand in heeft gehad. Dus vandaag kom ik puur uit zorg. Omdat ik me voor kan stellen dat je van vijf dagen lang naar vier witte muren staren knet-ter-gek wordt.
Daar is gelukkig weinig van te merken. Bijna huppelend komt hij in zijn scheurpakkie het kamertje binnenvallen. Vol enthousiasme steekt hij van wal. Over meisjes, wilde avonturen en grenzeloze feestjes. Maar ook over zijn onbehandeld trauma, de invloed van zijn vrienden en de band met zijn moeder. We praten over dat het lastig is, zoveel wisselende gezichten in de jeugdzorg. En over dat het soms ook is alsof je een andere taal spreekt. Omdat instituten zoals de Jeugdbescherming, Raad voor de Kinderbescherming of het OM zo ver af staan van zijn wereld.
“Maar kijk naar die witte, keurige kop van mij” zeg ik. “Ik probeer het wel. Ik hoor veel, luister goed. Maar ik weet niet alles. Ik leef niet in jouw wereld.” Hij haalt een hand door zijn dikke bos krullen en kijkt me even peinzend aan.
Dan veert hij op: “Ik heb een idee!” zegt hij met een grote grijns op zijn gezicht, duidelijk erg content met zijn plan. “Als ik vrij kom moet je gewoon een dagje met mij mee! Echt hoor! Ik kan je alles laten zien!” Ik kijk hem lachend aan: “Een soort stage, zeg maar?”
Het lijkt me een fantastisch plan. En bovendien een kans om met beide handen aan te grijpen. Want in dit werk moet je de theorie en de procedures kennen, maar vooral ook de praktijk. De straat heeft zijn eigen wetten en regels en aan het rafelrandje van de maatschappij staat een wereld op zich. Eentje die de dagelijkse realiteit is van veel van ‘onze’ jongeren. Die jongeren waar wij oordelen over vellen, begeleidings- en behandelplannen voor opstellen en beslissingen over nemen. Met de beste bedoelingen, maar niet altijd met de beste uitkomst. Omdat je alleen kunt kijken met je eigen ogen en alleen kunt putten uit je eigen rugzak.
Dus ga ik dit jaar weer stagelopen, maar dan anders. Dit keer bij iemand met ruim zestien jaar ervaring in een wereld die niet de mijne is. Zodra hij weer buiten is gaan we samen een dag op pad. Naar de kapper, de KFC en dat ene hoekje van het park. Ik ga op straatstage. Ik kan niet wachten.
Deel dit artikel: