Rowan

Forensisch

H  et is woensdagmiddag en bloedjeheet, als ik Rowan mee op sleeptouw neem. We sjokken een tijdje op onze laagste versnelling door de stad en strijken uiteindelijke met een ijsje neer in de schaduw. Op de hoek van een drukke straat lepel ik samen met mijn bolletje aardbei de gespreksonderwerpen moeizaam op. Rowan geeft antwoord, maar echt ver komen we niet met elkaar. Hij snapt niet waarom iedereen zich nou zoveel zorgen om hem maakt. En bovendien is het veel te warm voor moeilijke gesprekken.

Rowan brengt zijn dagen door op straat met zijn vrienden. Ze blowen, drinken en er zijn regelmatig vechtpartijtjes. Dan wordt Rowan naar voren geschoven om het op te lossen. Dertien jaar is hij pas, maar hij de leider van een grote groep jongeren. En bovendien verbazingwekkend sterk op de momenten dat hij met een waas voor zijn ogen alle opgekropte gevoelens er uit slaat.

In zijn Instagram DM onderschept zijn moeder berichten van oudere jongens die hem voor een paar tientjes het vuile werk willen laten opknappen. En als je nog maar net aan oud genoeg bent om te mogen vakkenvullen, is het wel erg verleidelijk om in een middagje €50,- te verdienen.

Met moeite krijgen we Rowan ondertussen een paar uur per week naar school. Het lukt hem daar alleen niet om zich langer dan twintig minuten te concentreren. Zijn hoofd zit veel te vol.

Rowan was kortgeleden nog een vrolijke, gevoelige jongen. Hij kruipt alleen steeds verder in zijn schulp. Zijn ouders weten af en toe nog wel zijn blikken vol paniek en wanhoop te vangen,  maar die verbloemt hij steeds vaker met een grote mond en met ‘boeit mij dat’. Drie woorden die perfect fungeren als het ideale antwoord op zeurende volwassenen. En bovendien een fantastisch rookgordijn.

Ik sta als raadsonderzoeker hoog in de rangorde van ‘zeurende volwassenen’. Zeker nu ik vlak voor de vakantie met hem kom praten over het aangaan van behandeltrajecten en psychologen, terwijl al zijn vrienden de hele zomer naar het zwembad gaan. Ik moet toegeven dat de timing beter kan. Maar ik zie niet voor me hoe het de hele zomer door kan gaan zoals het nu gaat.

We zwoegen ons al een tijdje samen door het gesprek heen, als hij zegt dat muziek heel belangrijk voor hem is. Het maakt hem rustig en hij schrijft veel. Als Rowan vertelt dat hij voornamelijk hiphop luistert, vraag ik hem naar wie dan precies. Rowan mompelt wat, waarbij hij aanneemt dat ik die rapper toch niet ken en hij snel weer van dit gedoe af is. “Oh vind je die goed ja? Balen dat ‘ie dood is. Wel nice dat ze die laatste tracks van hem nog afmaken en uitbrengen.”

Een onderzoekende blik komt mijn kant op. Ik vraag hem wie hij nog meer goed vindt, en vertel ogenschijnlijk achteloos welk album ik zelf helemaal grijs gedraaid heb. Hij kijkt me argwanend aan. Om zijn mond verschijnt voorzichtig een lach. Ik pak mijn telefoon en laat op Spotify zien welke playlist ik heb gemaakt. Rowan komt dichterbij staan. Ik scroll door de lange lijst aan fantastische nummers, met Rowans kritische blik over mijn schouder.  Ineens valt het kwartje. “Nee joh, rot op. Echt? Sick dit!”

Lachend neemt hij me nogmaals van top tot teen in zich op. Heel even zie ik mezelf door zijn ogen: ‘zo’n vrouw van de kinderbescherming’, dertig jaar (stokoud dus) en in een keurig zomerjurkje met bloemetjes. Hij snapt er niks van, maar het intrigeert hem.

En ook al kan hij het even niet rijmen met elkaar, vanaf nu bekijkt hij me met een andere blik. Als iemand die dichter bij zijn wereld staat dan hij had gedacht. Slechts een paar centimeter. Maar I’ll take it, dat is dichtbij genoeg.

Want als we terug naar zijn huis slenteren is er iets veranderd in zijn houding. Nog steeds kom ik niet 100% binnen, maar we hebben contact. Omdat we naast anders, ook hetzelfde zijn. Hij herhaalt nog een paar keer hoofdschuddend dat hij ‘deze niet had zien aankomen’, maar neemt me ondertussen meer en meer mee in zijn wereld.  En terwijl we praten over dat ‘van A naar B’ echt een goed nummer is, komen we zo zelf ook een stukje dichter bij onze bestemming.

Die avond, in de auto onderweg naar huis,  zet ik het volume op max. Met een dikke bas en een grote grijns scheur ik naar huis. Dankjewel Lijpe. Ik vind je nu nog leuker.

 

Deel dit artikel:

Uitgelichte afbeelding

Het contact met jongeren en de gezinnen om hen heen vind ik het mooiste stukje van mijn vak. Die vijf minuten in een gesprek waarin een norse puber – die mij nauwelijks kent en die niet zit te wachten op mij – toch ineens de deur een stukje open zet en me echt toelaat. Goud.
linkedin

Terug naar boven