Potdicht
Geschreven door Eveline Verburg
Leestijd: minuten
Een straatroof was het. Hij stond erbij en keek ernaar, had gelukkig geen wapen. Nog niet. Want die zorg hebben we wel. Over hoeveel straatroven er nog volgen als we niet ingrijpen. Omdat hij is opgegroeid in geweld, hij ‘verkeerde’ vrienden heeft en het in zijn hoofd altijd oorlog is.
We vinden dat hij in voorarrest moet blijven totdat de juiste hulp buiten klaarstaat. Terug naar huis is niet veilig, voor hem niet en voor zijn moeder niet. En terug de maatschappij in, is een te groot risico zonder goede hulp.
Maar in dat voorarrest zit hij nu al drie maanden. Te wachten op iets waarvan ik me inmiddels afvraag of dat wel gaat komen. Als het aan de rechtbank en het OM ligt, kan hij zijn inhoudelijke zitting prima buiten afwachten. Zij het met een goed plan en strakke voorwaarden.
Toch zit hij nog vast. Niet omdat zijn jeugdreclasseerder, met hulp van mij en mijn collega niet elke dag opnieuw stad en land afzoekt om die hulp voor hem te vinden. Maar omdat we verstrikt zijn geraakt in het moeras van vingerwijzers, budgetplafonds, contra-indicaties en mensen die simpelweg gewoon niet terugbellen. Dat schijnt te kunnen. Een moeras waar we steeds dieper in wegzakken omdat niemand plek, tijd of geld heeft. Of eigenlijk: omdat niemand plek, tijd of geld wil máken.
Laten we eerlijk zijn, de vraag is niet makkelijk: een stabiele plek, met kennis van trauma gerelateerd gedrag en waar er ten minste íemand zijn moedertaal spreekt. Maar net als ieder ander heeft hij recht op die veilige plek, de juiste hulp, een toekomst. Het is er alleen niet.
Wat er wel is? Gemeentelijke overlegculturen, waar men het ‘erg vervelend’ vindt maar waar niemand vindt dat het zijn/haar verantwoordelijkheid is. Consortia die óf naar elkaar wijzen, óf -nadat we dat eindelijk hebben doorbroken- aangeven ‘nou eenmaal even geen aanbod te hebben’.
Wat er ook is? Een tekortschietend landelijk aanbod voor jongeren uit oorlogsgebieden, die kampen met de psychische gevolgen daarvan. Kapotbezuinigd, of simpelweg nooit goed opgestart omdat men vergeten is te anticiperen op de hulpvraag waarvan men weet dat die gaat komen.
Voor jongeren die hier zijn geboren hebben we al nauwelijks een psycholoog. Laat staan voor jongeren die zijn opgegroeid in het allesverwoestende geweld van landen als Afghanistan, Irak of Syrië.
Inmiddels zijn we drie maanden verder. Drie maanden van steeds een radeloze moeder en een huilende puber aan de telefoon. Een puber die heus niet heilig is, maar die wel recht heeft op een toekomst.
“Doe iets! Help mijn kind! Dit kán toch niet?” zegt zijn moeder. We doen iets. We proberen haar kind te helpen. En dit kan dus blijkbaar wél.
De zijpaadjes bewandelen lukt niet. Daar zit een stevig hek voor, waar we niet overheen, omheen of onderdoor kunnen. Dagelijks rammelen we aan de poort. Maar hij blijft potdicht. En tot die weg gevonden is, zit hij in de gevangenis. Zonder behandeling, zonder perspectief. Daar, achter dat hoge hek. Met de deur potdicht.
Deel dit artikel: