Je krijgt niks te drinken, als je dat maar weet

Persoonlijk

Zeventien jaar, je dagen zouden moeten bestaan uit rondhangen met je vriendinnen, eerste liefdes die voorbij komen en je allergrootste zorg van de dag: die opkomende pukkel op je kin terwijl je dit weekend grootste plannen hebt.

Jouw dagen zijn anders, je woont samen met je moeder in een donkere bedompte woning. Je zorgt voor je moeder die een verstandelijke beperking heeft. Het is niet alleen zo dat je je verantwoordelijk voelt, je bent het ook. Mama kan niet zonder hulp en begeleiding laat ze niet toe. Pottenkijkers noemt je moeder ze, ze komen zich alleen maar bemoeien met zaken waar ze niets mee te maken hebben. Dus de deur blijft dicht, niemand komt bij jullie binnen.

Je familie is niet meer in beeld, zij hebben het opgegeven na het zoveelste conflict met je moeder. Je neemt het ze ook kwalijk: ze hebben “het” opgegeven. Die “het” dat zijn jullie, jij en je moeder waar je zielsveel van houdt… Ze hebben jullie opgegeven.

Op school ging het lange tijd goed, je wist ondanks de hoeveelheid aan zorgtaken thuis, alsnog redelijke cijfers te halen. Nu zit je voor de 2e keer in je examenjaar. Vorig jaar ben je net voor je examen afgehaakt, er moest vervolgonderwijs komen en je had geen idee hoe je dit moest regelen. Je hebt nog steeds geen idee hoe je het vormgeven van je toekomst alleen kan organiseren: mama kan je niet helpen, je vader is nooit in beeld geweest en op school heb je jezelf onzichtbaar gemaakt. Als je niet opvalt, dan worden er geen lastige vragen gesteld. Er werd vorig jaar uiteindelijk een melding gemaakt, omdat in het systeem stond dat je nog niet bent ingeschreven was op een nieuwe school. Dat kwam terecht bij leerplicht, die kwamen niet binnen. Toen is de bal gaan rollen en volgde er uiteindelijk een ondertoezichtstelling.

De eerste keer dat ik bij jullie kwam, stond ik voor een hoekhuis waar alle gordijnen dicht waren, de ramen dof aangeslagen van de nicotine, het onkruid een meter hoog in de voortuin en naast de voordeur een bananendoos vol met ongeopende post, bovenop een envelop met het logo van de Rechtspraak.

Als ik aanbel hoor ik niets, waarschijnlijk doet de bel het niet. Ik klop op het raam, wederom niets. Ik klop nog eens, dan een rauwe stem: “Ja verdomme!”
Ik wacht even met de verwachting dat er iemand naar de voordeur komt en weer niets. Ik besluit te kijken of ik achterom kan lopen, de poort die nog aan 1 scharnier hangt til ik een klein stukje op zodat ik de achtertuin kan inlopen. De achtertuin is een soort van kale zandvlakte, bezaaid met kapotte spullen en afval.

Je komt aangesneld naar de achterdeur als je me ziet. “Mama wil niet dat er mensen komen mevrouw, daarom maakt ze niet open”.

Vanuit de woonkamer roept je moeder niet geheel subtiel dat ik weg moet gaan. Ik praat wat luider zodat je moeder me kan horen “Mevrouw we kunnen nu een gesprek hebben, dan heeft u er vooraf geen stress van gehad en als dat niet lukt, dan maak ik nu een afspraak wanneer ik terugkom”.
Het is even stil en dan geeft je moeder antwoord: “Jezus wat een vervelend wijf… Nou, kom dan verdomme maar naar binnen, maar je krijgt niks te drinken als je dat maar weet”.

Deel dit artikel:

Uitgelichte afbeelding

Ik maak het verschil. Dat doe ik door mezelf te blijven en de aansluiting te zoeken bij de ander. Ik ben niet die professional volgens het boekje; uiteraard werk ik volgens vastgestelde richtlijnen, kaders en methodieken, maar daar gooi ik wel mijn eigen sausje overheen. Een sausje van humor, empathie, lef, creativiteit, oprechtheid en openheid.
web linkedin

Terug naar boven