Hij doet het zelf wel

Persoonlijk

“Y   oo” appt Khalid naar Rianne, vlak voordat ze haar telefoon inlevert bij de Jeugdreclassering. Al weken probeert ze contact met hem te krijgen om afscheid van elkaar te nemen, want zij gaat weg. Maar afscheid? Daar is Khalid niet zo goed in. Er zijn al te vaak mensen bij hem weg gegaan. Dus verdwijnt hij weer uit beeld, terug naar de rafelrandjes van de maatschappij. Daar waar hij het zo goed kent.

Tot die avond. “Ik weet dat je er niet meer werkt,” vervolgt hij, “maar ik heb fucking veel problemen. Ik weet niet wat ik moet doen.” Het is tien uur ’s avonds en ijskoud. Hij staat bij zijn moeder voor de deur en staat op het punt om die in te trappen. Na de zoveelste streek van hem trekt ze het niet meer en laat hem niet meer binnen. Hij is woedend, maar eigenlijk vooral in paniek. En alleen.

Rianne appt me een screenshotje. Wat nu? Hij vindt het goed als ik hem bel. Ik heb hem dan alweer een half jaar niet gesproken. Afgelopen zomer heeft hij me geblokkeerd in een boze bui. Hij is dan al lang en breed 18 jaar dus hij hoeft ook niks meer met mij, behalve dat ik op afstand nog zijn casusregisseur ben. Maar die avond spreekt hij liever mij dan iemand van de bereikbaarheidsdienst van de Jeugdreclassering, die niet weet wie hij is.

Want ik ken hem. Ik ken hem al sinds hij op zijn 14e op een maandagmorgen bij mij op kantoor verscheen. Een smal jochie met een dikke kater en een stevige zuigzoen in zijn nek, geflankeerd door een radeloze moeder en stiefvader. Ik ken hem, met zijn typische stem en zijn aanstekelijke lach. Ik ken de toekomstdromen die hij had. Ik ken de geur van het huis waar hij is opgegroeid.
Maar ik ken ook wie hij kan zijn als hij zich met een waas voor zijn ogen laat gelden op straat. De jarenlange wanhoop en onmacht van zijn moeder. Het boevenpad van zijn beste vrienden. De schrijnende afwezigheid van zijn vader, die hij nooit gekend heeft en die hij nooit meer kan ontmoeten omdat hij daarvoor nét te laat was. Ik ken de blik in zijn ogen als hij vertelt over de brieven van zijn vader aan hem, zijn zoon, die hij na diens dood heeft mogen lezen. Ik ken de muur die hij optrekt als de zoveelste wisseling komt. Hij heeft niemand nodig, hij doet het zelf wel.

Die avond stapt hij rustig in de auto bij een vriend. Hij appt me zodra hij op een veilige plek is, waar een bed voor hem klaar staat: “Ik ben er. Welterusten en bedankt nog.”
Ik probeer contact met hem te houden zolang er nog geen nieuwe Jeugdreclasseerder is. Dat lukt eventjes. Een paar weken lang appen we af en toe. Als hij eindelijk de stap durft te zetten om zich aan te melden bij het jongerenpension en daar hardop kan zeggen dat hij dakloos is, belt hij me zodra hij na de intake de deur uit loopt. Ik ben trots.

Hij gaat hard aan de slag met een ‘gewone’ baan, een dak boven zijn hoofd en spreekt af met zijn coach. Dat moet wel, want in januari heeft hij een zitting. Er hangt hem nog 30 dagen detentie boven zijn hoofd van een eerdere zaak en onlangs is hij opgepakt met veel te veel cocaïne op zak. Met ‘die shit’ is hij klaar, zegt hij. Nu echt. Ik weet het niet, ik heb het hem vaker horen zeggen.

Dan is het plots weer stil. Ik probeer het nog een paar keer, maar hij is van de aardbodem verdwenen. Ik hou Rianne op de hoogte, we hebben er buikpijn van. Misschien zit hij vast, of erger. Daar willen we liever niet aan denken. Ondertussen probeer ik te wennen aan het idee dat ons contact hier stopt.

Een paar dagen voor de zitting doe ik nog een allerlaatste poging. Khalid reageert meteen. Hij wacht nog steeds op een nieuwe Jeugdreclasseerder. Maar eigenlijk heeft hij die niet meer nodig, hij doet het zelf wel. Zijn coach heeft hij buiten de deur gezet. En de opvang? Daar is hij nooit heen gegaan.

Maar de deur staat weer op een kiertje, want vrijdag is de zitting. Hij gaat alleen, het komt wel goed. Of er een advies ligt van de volwassenreclassering weet hij niet, hij heeft er in ieder geval niemand over gesproken. Als ik vraag of hij die dertig dagen moet gaan uitzitten, zegt hij: “Ik hoop goed nieuws, maar ik denk slecht nieuws”. Ik beloof dat ik hem kom opzoeken als dat zo is.

Rianne en ik besluiten echter dat we daar niet op gaan wachten. Deze vrijdag zal zij als verrassing bij de ingang van de rechtbank staan. Met namens mij een piepklein gelukspoppetje voor hem mee in haar jaszak. Alle beetjes helpen, toch? Deze vrijdag staat ze daar niet als zijn Jeugdreclasseerder, maar gewoon – als mens. Hij heeft er namelijk wel genoeg zien komen en gaan in zijn leven. Het is tijd om dat te doorbreken.

 

 

Deel dit artikel:

Uitgelichte afbeelding

Het contact met jongeren en de gezinnen om hen heen vind ik het mooiste stukje van mijn vak. Die vijf minuten in een gesprek waarin een norse puber – die mij nauwelijks kent en die niet zit te wachten op mij – toch ineens de deur een stukje open zet en me echt toelaat. Goud.
linkedin

Terug naar boven