First things first

ForensischPsychologie

Tommy belt om te zeggen dat hij vanmiddag weer niet op de afspraak kan komen. Ik ben al op het kantoor van de Jeugdbescherming voor een ander gesprek. Zijn Jeugdreclasseerder en ik verwachten hem over een uur. Hij zit aan de andere kant van de stad en hij heeft geen vervoer. Dat wist ik al, want een van zijn beste vrienden zit naast me. Hij vertelde me net dat Tommy met hem mee wilde rijden maar dat dat niet lukte. Ik weet dus dat hij het dit keer wel echt geprobeerd heeft.

Tommy is een beschadigde jongen, die er redelijk alleen voor staat in het leven. Hij leeft bij de dag. Iedere zes weken heeft hij een nieuw nummer. Iedere drie een nieuwe baan. Geen vast adres, geen structuur, geen plan. Dat ik hem nu aan de telefoon heb en hij op zich wel wil komen, is al heel wat. “Ik ben nu met Khalid, maar als je over een uur je livelocatie stuurt, kom ik je gewoon halen.”

Dat uur worden er anderhalf, maar tegen de tijd dat ik bij de Febo de hoek om rijd, staat hij daar netjes te wachten. “Change of plans, we gaan even naar mijn kantoor”, zeg ik. Hij vindt het best.

Onderweg begint hij over de campagne van Het Vergeten Kind en over de schadevergoeding van Commissie De Winter. Hij wil graag weten of het echt klopt dat je geld kunt krijgen als je dingen hebt meegemaakt in de jeugdzorg. Waarom dat dan is. Wie dat dan geregeld heeft. Of hij aanspraak maakt. Waar hij dan moet beginnen.

Al sinds zijn geboorte heeft Tommy een voogd. Zijn moeder kon niet voor hem zorgen; voor zichzelf zorgen was al moeilijk genoeg. Zijn vader is buiten beeld. Met 1-0 achterstand is Tommy aan het leven begonnen en het is hem niet gegund geweest om dat nog in te halen. Hij groeit op met onzekerheid, aanpassing en afwijzing. Van crisispleeggezin naar observatiegroep. Van open naar gesloten naar jeugdgevangenis. Van driemilieus naar een spoedopname in de psychiatrie.

De teller staat op 28 verschillende plekken in 18-en-een-half-jaar. Te complex voor ambulant. Te gehospitaliseerd voor een pleeggezin. Teveel psychiatrie voor de jeugdzorg. Teveel gedragsproblemen voor de GGZ. Nergens heeft hij zijn school af kunnen maken of iets op kunnen bouwen. Nergens heeft hij zich kunnen hechten. Nergens heeft hij zich veilig gevoeld.

Een jaar geleden, op zijn laatste zitting, las hij een brief voor aan de kinderrechter. Een lijst van alle plekken waar hij ooit had gezeten. Als afsluiter zijn grootste wens: de ruimte om zelf te vallen en weer op te staan. Regie over zijn eigen leven.

Vandaag komt hij bij mij omdat ik een advies moet geven voor zijn nieuwe strafzitting. Maar er is een uitgebreid forensisch onderzoek door een psycholoog en een psychiater gedaan waarin alles hem al gevraagd is. Ik ken zijn metersdikke dossier uit mijn hoofd. Met zijn toestemming heb ik zijn Jeugdreclasseerder al lang gesproken. Ik wil dat hij goed weet wat er over hem op papier staat en waar ik mijn advies op baseer. En verder wil ik hem vooral gewoon even zien.

Ik vraag hem om even in de wachtkamer te gaan zitten zodat ik de sleutel van de spreekkamer kan halen. Als ik terug kom heb ik de uitgeprinte aanvraagformulieren voor de schadevergoeding in mijn hand. First things first.

We lopen samen de eerste deur door.

PIIIEEP, doet mijn token.

Ik zie zijn lichaam reageren. Voor de deur van de spreekkamer houdt hij zijn pas in. Hij kijkt me onderzoekend aan en aarzelt. “Dit lijkt op de cellen op het bureau..” We staan even stil. Ik laat de deurklink los en zet een stap naar achteren.

Stop. Nu.

“Het ziet er wel zo uit hè. Maar ik beloof je dat het geen cel is. Ik beloof je dat ik je niet ga opsluiten. We gaan samen naar binnen, ik laat je niet alleen. En je mag altijd weg.”

Hij aarzelt even, kijkt me aan en knikt dan. Het is goed.

PIIIEEP. KEDENG. Als ik de deur open doe, weerkaatsen de geluiden schel door de kale hal.

“Waar wil je het liefst zitten? Dicht bij de deur? Of juist aan de overkant zodat je de deur kunt zien?”
Hij zoekt zorgvuldig zijn plek uit, ogen strak op de uitgang gericht. Ik zet de deur wagenwijd open en ben niet van plan die op enig moment nog dicht te doen. Het protocol kan me gestolen worden.

Ik leg hem uit dat alle deuren naar binnen toe alleen met een token open gaan, maar naar buiten niet. “Je kunt altijd weg. Je mag ook altijd weg, je hoeft het niet te vragen. Goed?” Hij zegt dat hij denkt dat het niet nodig is. Maar het is wel fijn om te weten.

Een paar keer stopt hij het gesprek even. Sorry, zegt hij dan ook nog. De witte muren leiden hem af. Ze brengen hem terug naar alle witte kamers waar hij alleen en in paniek is geweest. En het helpt niet dat hij ‘knetterstoned’ is. Hij heeft al drie joints weggewerkt vandaag, biecht hij na een tijdje op. Nog steeds is hij alert.

We nemen het psychologisch/psychiatrisch onderzoek door. De gesprekken, diagnoses, adviezen. PTSS, wordt er onder andere gesteld. Hij denkt niet dat hij een trauma heeft, of… nouja… “Ik wil iets zeggen, maar ik denk dat u zich dan zorgen gaat maken en dat is niet nodig. En anders moet ik straks weer behandeling.”

Ik besluit dat het genoeg is voor vandaag. Opgelucht staat hij op en loopt met me mee naar de auto. Op de hoek bij de Febo nemen we weer afscheid. Morgen duik ik in zijn dikke dossier. Dan print ik de stukken die hij nodig heeft voor de aanvraag van de schadevergoeding. Ik hoop dat hij snel te horen krijgt of hij er aanspraak op maakt en hem zo -enigszins- recht kan worden gedaan. Het is tijd dat hij verder kan.

 

Deel dit artikel:

Uitgelichte afbeelding

Het contact met jongeren en de gezinnen om hen heen vind ik het mooiste stukje van mijn vak. Die vijf minuten in een gesprek waarin een norse puber – die mij nauwelijks kent en die niet zit te wachten op mij – toch ineens de deur een stukje open zet en me echt toelaat. Goud.
linkedin

Terug naar boven