Daan

Opvoeding

Het is een zonnige maandag in Haarlem. We dwalen door de stad, Daan en ik. Met onze handen in onze zakken slenteren we het centrum door, de wijken in. Eénmaal komen we na een rondje weer langs de deur van de Raad voor de Kinderbescherming. Daan houdt zijn pas in, gaat sneller praten en zijn ogen schieten van links naar rechts. Ik loop de deur stug voorbij en sla een nieuwe straat in. Daan is nog niet uitgepraat. Ik heb alle tijd.

Daans ouders zijn aan het scheiden en maken ruzie over wie er voor de kinderen moet zorgen. Voorlopig woont hij samen met zijn broertje en zusje bij hun vader en zien ze hun moeder één keer in de  week. Daar hebben zijn ouders constant ruzie over en daarom zijn ze naar de rechter gestapt. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd om onderzoek te doen en om aan de rechter te vertellen wat een goede verdeling is. Daarom praat ik met Daans ouders, zijn broertje en zusje en belangrijke mensen om hen heen. Daan is negentien en daarmee meerderjarig, dus een maatregel geldt wettelijk niet meer voor hem. Maar Daan is wel deel van dit gezin, dus heb ik hem gevraagd of hij ook wil komen praten. Dat wilde hij wel en daarom stond hij vorige week op de stoep en lopen wij nu, inmiddels voor de tweede keer, door de stad.

Met zijn blik op oneindig, sloffend over een grindpad in het park, vertelt Daan over hoe het is om Daan te zijn. Over dat hij sinds kort naar een psycholoog gaat. Over het trauma dat zijn jeugd was. Over hoe zijn moeder iedere dag zei dat hij nooit geboren had mogen worden en dat hij nergens goed voor was. Over hoe zijn vader vluchtte in zijn werk. Over hoe zijn moeder hem sloeg en zijn vader dan de andere kant op keek. Over hoe hij de klappen opving, zodat het zijn broertje en zusje bespaard bleef. Over hoe hard hij zijn best deed om niemand te laten merken wat er thuis aan de hand was. En over hoe ook eigenlijk niemand er ooit echt naar heeft gevraagd.

Ik zeg dat ik het kut vindt. Niet in hulpverlenerstaal ‘vervelend’, maar gewoon ‘fucking kut’. Ik zeg dat ik vind dat geen enkel kind in Nederland zo mag opgroeien en geen enkel kind deze last mag dragen. Dat kan niet en dat mag niet en dat hoort niet. Dat we ons best doen om daar voor te zorgen, iedere dag opnieuw. Maar dat we niet altijd weten dat het gebeurt, of het in ieder geval vermoeden. Ik zeg dat we het bij hem niet wisten, dat ik wou dat ik het wel had geweten. Dat ik voor hem de tijd niet meer kan terugdraaien, maar dat we het voor broertje en zusje anders kunnen doen. Ik vertel Daan ook hoe we dat gaan doen, zodat hij precies weet wat er gaat gebeuren en kan meedenken of dat een goed idee is.

Als we een half uur later opnieuw voor de deur van mijn kantoor staan, nemen we afscheid. Na twee lange wandelingen vind ik het moeilijk om hem los te laten. Moeilijk dat ik niet méér kan doen dan dit. Moeilijk dat ik hem niet meer kan helpen zijn last te dragen. Ik geef hem het nummer van de Jeugdbeschermer die op zijn broertje en zusje gaat letten. Ik vertel dat ze leuk is, lief is, en graag met hem wil praten als hij dat wil. Ik zeg dat het onderzoek nu is afgelopen en dat ik daarom niet meer vaker met hem kan praten. Dat is stom, dat vind ik ook, maar dat is nu eenmaal hoe het werkt. Daan zegt dat dat goed is, omdat hij het nu verteld heeft, en er iemand heeft geluisterd.

Ik had het Daan zo gegund dat er eerder iemand naar hem had geluisterd. Hoe anders was zijn jeugd dan geweest? Kinderen zijn zo ontzettend goed in niet-gezien-worden. Ze zijn bang voor wat er gebeurt als iemand er achter komt. Ze zijn afhankelijk van hun ouders en willen te allen tijde dat hun ouders hen lief vinden en trots op hen zijn. Vaak zeggen kinderen niks, maar als je goed kijkt laten ze vaak wel zien dat er iets niet klopt. Het is zo belangrijk dat er dan iemand is die de tijd neemt, zegt dat hij zich zorgen maakt en vraagt hoe het echt met je gaat. Een mentor, die ziet dat je met je hoofd ergens anders zit. Een buurvrouw, die jouw ouders steeds hoort schreeuwen. Een huisarts, die merkt dat je wel erg vaak buikpijn hebt. Een gymleraar, die een glimp opvangt van je zorgvuldig verhulde blauwe plekken. Iemand die je de tijd geeft, maar ook de tijd voor je neemt en uiteindelijk het lef heeft om naar buiten te stappen en te zeggen: het gaat niet goed met dit kind, wie kan er helpen?

Daans verhaal stopt niet op het moment dat we voor de deur van mijn kantoor staan. Hij zal zijn verhaal zijn hele leven met zich mee dragen. Maar als hij blijft vertellen wat er gebeurt en als andere mensen het hem blijven vragen en de tijd nemen om te luisteren naar zijn antwoord, dan wordt het beter. Dan hoeft Daan het niet meer alleen te doen. Dan kunnen ze het samen met hem dragen.

Deel dit artikel:

Uitgelichte afbeelding

Het contact met jongeren en de gezinnen om hen heen vind ik het mooiste stukje van mijn vak. Die vijf minuten in een gesprek waarin een norse puber – die mij nauwelijks kent en die niet zit te wachten op mij – toch ineens de deur een stukje open zet en me echt toelaat. Goud.
linkedin

Terug naar boven