Blijven staan

Interview

I  n een café in Haarlem komt Andrea gehaast binnen lopen. Ze heeft net een gesprek op de school van haar jongste dochter gehad. De oudste gaat ze vandaag helpen verhuizen. Het is een hectische dag, maar voor deze ontmoeting maakt ze graag tijd.

De laatste jaren, nu het leven van haar dochters zich meer en meer ontvouwt, blikt ze steeds vaker terug op hoe het was toen zij zelf jong was. Het is gek om te zien hoe anders het leven van haar dochters is dan dat van haar op die leeftijd. Hoewel het altijd een strijd blijft om er voor te zorgen dat patronen die veelal generatie op generatie dooretteren, de kop ingedrukt worden en blijven.

Op de momenten dat ze terugblikt op haar eigen jeugd, lukt het om de mooie gebeurtenissen en vooral mooie mensen te zien die op haar pad zijn gekomen. Mijn collega Hyacintha is er daar één van.

“Hoe kan het dat jij, met alles wat je hebt meegemaakt, bent blijven staan? En wie zijn daarin dan belangrijk voor jou geweest?” vroeg Andrea’s therapeut haar een paar maanden geleden. Diezelfde week verscheen Hyacintha’s naam onder een LinkedIn post op Andrea’s tijdlijn. Na al die jaren. Een speling van het lot, noemen ze het beiden. “Het moest zo zijn ofzo, ja dat klinkt dan gek, maar ik geloof daar toch wel in soms”. Lachend kijken ze elkaar aan terwijl de cappuccino’s door een nietsvermoedende serveerster op tafel worden gezet.

Ruim vijfentwintig jaar geleden werkte Hyacintha bij Nieuwe Perspectieven. Die richtten zich in Amsterdam destijds op Marokkaanse jongeren. Andrea viel overduidelijk niet in die doelgroep, maar daar hebben ze zich beiden nooit wat van aangetrokken. “Ze stond aan mijn bureau en liet zich niet zo makkelijk afwimpelen. Ik was jong, had een drive en dacht ‘fuck de regels’” zegt Hyacintha lachend.

Veertien jaar oud was Andrea, die keer dat ze voor het eerst het kleine kantoortje in Amsterdam binnen kwam lopen. Wekelijks had ze ruzie met haar moeder, die na de scheiding ‘helemaal in de gloria’ was en houvast zocht aan het geloof, waar Andrea als puber weinig van moest hebben. Haar vader was alcoholist en stond regelmatig dronken schreeuwend aan de voordeur te rammelen. Op school werd ze vreselijk gepest, dus ook al was het thuis nou niet bepaald gezellig, ze bleef nog liever dáár dan dat ze zich op school iedere dag weer voor de leeuwen gooide.

Echt veel zin in praten met hulpverleners had ze niet. Maar Hyacintha kwam niet met een kopje thee en een schrijfblokje tegenover haar zitten. Dat had ze ook niet moeten doen. Want, stelt Andrea: “Als je ergens wil komen, moet je eerst een vertrouwensband opbouwen. En dat doe je niet door achter een bureau te zitten en vragen te stellen”.

Samen trokken ze er geregeld op uit. Gewoon een stukje fietsen, door de stad slenteren of wandelen door het Rembrandpark. “Ik hoor je nóg aan komen fietsen op dat barrel van je”, zegt Andrea tegen Hyacintha. “Als er iemand de hoek van de straat om kwam hield ik mijn oren gespitst, want het kon ook zomaar weer mijn vader zijn. Ik zette me altijd schrap. Als ik dan aan het gemorrel van het slot hoorde dat jij het was, dan was ik zo opgelucht.”

Een klein jaartje liep dat zo. Andrea kwam af en toe op de bonnefooi bij Nieuwe Perspectieven binnen wandelen (‘even buurten’) of Hyacintha kwam haar thuis ophalen en nam haar mee de wijde wereld in.

“Maar er speelde teveel”, zegt Andrea, terwijl ze vertelt over Leerplicht, de Raad voor de Kinderbescherming, het opvanghuis voor jongeren en de uiteindelijke plaatsing bij Amazones, de allereerste gesloten meisjesgroep op Harreveld. Het contact met Hyacintha stopte abrupt. Een tijdje dan, want Andrea zocht haar gewoon weer op toen ze terug was in Amsterdam. Met een bolle buik en een rugzak vol levenservaring stond ze weer aan dat bureautje in Slotermeer.

Ze was pas nét terug in Amsterdam, maar stond alweer op straat. Na Amazones was ze naar begeleid wonen gegaan, maar daar liep ze geregeld weg en de huisregels waren duidelijk: een vriend en baby konden ze er niet bij hebben. En ook de Christelijke school waar ze op zat, had geen plaats voor een zwangere, ongehuwde tiener. Niet in die tijd.

Andrea en haar vriend huurden een klein appartementje in de stad en maakten er het beste van. Het was een turbulente relatie, dat zeker. Allebei probeerden ze om hun kindje een andere start te geven dan zij zelf hadden gehad. “Maar onze relatie hield geen stand. We waren veel te jong en groeiden uit elkaar.”

Natuurlijk kwam Hyacintha op kraamvisite. “Toen zei ik het al hè?” zegt Andrea. Hyacintha weet meteen wat ze bedoelt. Andrea’s dochtertje had een vreemde plek op haar rug, wat de dokter wegwimpelde als ‘gewoon een beetje haar, dat gaat vanzelf weg’. Haar moedergevoel zei meteen al dat er iets niet klopte. “Maar wie luistert er nou naar een tienermoeder met een stevig jeugdzorgdossier?”

Haar dochtertje bleek Spina Bifida te hebben en raakte na een operatie aan een goedaardige tumor verlamd aan haar been. Dagelijks kwamen ze in het ziekenhuis, waar ontzettend veel mis ging. Andrea ontpopte zich tot de moeder die altijd de rust bewaarde en geen genoegen nam met een vaag antwoord. Dat bleef niet onopgemerkt. “Je weet het altijd zo goed te verwoorden en je weet hoe het is voor ouders als je kind zo ziek is”, zei een revalidatiearts op een dag. “Er komt een plekje vrij bij de receptie. Is dat niet iets voor jou?” Zo bracht de ellendige situatie van haar kind haar ook nog iets goeds. In de jaren daarna klom ze langzaam op tot doktersassistent, iets dat ze nu met veel plezier doet.

Dat ze zelf nu in de zorg werkt, vindt ze achteraf gezien niet verrassend. Zorgen voor anderen zat er altijd al in. “Het is lang mijn manier van overleven geweest. Voor anderen zorgen kwam op de één of andere manier ook altijd op mijn pad. De eerste avond op Harreveld stond mijn groepsgenootje in mijn kamer, de polsen onder het bloed. Ik kwam echt uit een andere wereld, schrok me kapot. Maar in alle rust heb ik het schoongemaakt en verbonden.” Zo kan ze nog wel honderd voorbeelden noemen. “Ja, ik ging altijd zorgen. Niet voor mezelf, maar wel voor de ander. Dat werkte heel lang voor mij, want als de ander op mij leunde, dan moest ik wel blijven staan. Maar wat ik miste was iemand die voor mij zorgde, die voor mij bleef staan.”

Dus vandaag zit ze hier met Hyacintha en mij in dit café omdat ze iets belangrijks wil meegeven aan iedereen die in de jeugdzorg werkt, of die de kaders stelt voor dat werk. Want als je haar vraagt waarom zij zo goed kan praten over haar jeugd, zo stevig in haar schoenen staat en ook nog oog heeft voor de positieve dingen die het haar heeft gebracht? Dan zegt ze dat dat is omdat ze, tussen alle ellende door, zelf wel houvast heeft gezocht bij de hulpverleners die op haar pad kwamen, en die bij sommigen ook heeft gevonden.

Ja, ze deed zelf ook moeite om dat vast te houden, of die contacten later weer op te zoeken. “Maar met sommige mensen héb je ook gewoon iets”, vindt Andrea. “Die maakten dan het verschil. Toen, en nu nog steeds. Niet door zich angstig vast te klampen aan regels en protocollen. Maar door te zoeken naar een ingang om iemand te bereiken. Door een stukje naast iemand te gaan lopen en te laten voelen dat je er écht bent.” En dat werkt. Voor haar, maar ook voor velen anderen. “Want zorg werkt alleen als je diegene toelaat om voor je te zorgen. En dat doe je niet als je je een nummertje voelt. Je moet voelen: ik mag er zijn.”

Bijvoorbeeld bij Tiny, moederfiguur van menig meisje op Amazones. Tegen Tiny kon je tieren wat je wilde, maar uiteindelijk kroop je tegen haar aan op de bank en voelde je je veilig onder haar vleugels. “Wat we vandaag niet kunnen, komt morgen wel weer”, zei Tiny altijd. Dat gaf rust.
Of Hyacintha, waar ze altijd op terug kon vallen en waar ze nu, vijfentwintig jaar later, ontspannen naast zit met een grote glimlach op haar gezicht. “Het hield niet op toen het stopte, snap je?”

Ik ben diep onder de indruk van Andrea. Ik zie een vrouw die een ‘rocky road’ heeft afgelegd. Op die weg heeft ze een aantal mooie mensen naast zich gehad. Mensen die buiten de gebaande paden liepen en die daarmee het verschil hebben gemaakt.

Maar ik zie vooral een sterke, dappere vrouw. Iemand die het lukte om de goede dingen óók te zien. Die de neiging heeft voor de ander te zorgen, maar wel af en toe iemand toelaat die een heel klein beetje voor haar mag zorgen, en daar langzaamaan steeds iets beter in wordt. Een vrouw die haar verleden recht in de ogen heeft gekeken en alles is aangegaan. Dwars er doorheen. Vastberaden om het voor haar eigen kinderen anders te doen, hoe moeilijk dat ook is. Een vrouw met ontzettend veel veerkracht. Die soms wel omboog, maar niet brak. Een vrouw die altijd is blijven staan.

 

Deel dit artikel:

Uitgelichte afbeelding

Het contact met jongeren en de gezinnen om hen heen vind ik het mooiste stukje van mijn vak. Die vijf minuten in een gesprek waarin een norse puber – die mij nauwelijks kent en die niet zit te wachten op mij – toch ineens de deur een stukje open zet en me echt toelaat. Goud.
linkedin

Terug naar boven